Hoe is de suïcidepreventiezorg voor ambulante ggz-cliënten op dit moment ingericht, en waar zitten de gaten tussen richtlijn en realiteit? Een recent onderzoek bracht dit scherp in kaart. Het doel: bijdragen aan effectievere preventie van suïcide door zicht te krijgen op de praktijk achter de protocollen.
De doelgroep van het onderzoek bestaat uit ambulante ggz-cliënten – mensen die buiten een klinische setting ondersteuning ontvangen en dus vaak minder intensief worden gevolgd. Juist voor deze groep is vroegtijdige signalering cruciaal.
Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van Stichting Bestaanskracht door studenten van de opleiding “Technische Bedrijfskunde” van De Haagse Hogeschool in samenwerking met suïcidepreventiedeskundigen en de Universiteit van Utrecht. De studenten baseerden zich op praktijkervaringen, documentanalyse, gesprekken met betrokkenen en een toetsingskader. Zij spraken onder andere met zorgprofessionals voor ambulante ggz-cliënten en vroegen feedback op concrete oplossingsrichtingen.

De resultaten zijn alarmerend én veelzeggend. In de praktijk blijkt een grote variatie te bestaan in de toepassing van bestaande richtlijnen. Risicotaxatie-instrumenten zijn vaak te rigide en onvoldoende afgestemd op de complexe realiteit. Daarnaast belemmert capaciteitsgebrek de consistentie van zorg, en is multidisciplinaire samenwerking nog onvoldoende structureel ingebed. De betrokkenheid van naasten wordt breed erkend als waardevol, maar stuit vaak op praktische bezwaren. Ook is er interesse in digitale ondersteuning, al leven er zorgen over privacy.
Op basis van deze bevindingen doen de onderzoekers zes gerichte aanbevelingen:
- Een dynamisch crisis-signaleringsplan met real-time monitoring en automatische meldingen bij verhoogd risico.
- Structurele trainingen en educatie, inclusief scenario-oefeningen en bijscholing voor naasten.
- Een uniforme werkstructuur, met vaste protocollen, digitale dashboards en maandelijks multidisciplinair overleg.
- Actieve betrokkenheid van naasten in crisisplannen, inclusief expliciete toestemmingsprocedures.
- Een toetsbare toelatingsprocedure voor hulpverleners, inclusief gecertificeerde examens.
- Concrete implementatieplannen, inclusief technische infrastructuur en draagvlak binnen teams.

De onderzoekers willen hun inzichten delen en verdiepen. Ze nodigen professionals in de geestelijke gezondheidszorg uit om hun visie te geven op deze aanbevelingen. Wat werkt in jouw praktijk, wat moet anders en hoe kunnen we samen zorgen dat standaarden daadwerkelijk levens redden?
Wil je hierover meer weten, meedenken of meedoen? Neem dan contact met ons op.
Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het Programma “Miles op maat voor suïcidepreventie van ggz-cliënten”. De volgende personen (organisaties) zijn hierbij betrokken: Chani Nuij (Vrije Universiteit Amsterdam), Jaël van Bentum (Universiteit Utrecht), Lizanne Schweren (Stichting 113 ZP), Martin van der Weg (Stichting Bestaanskracht / Stichting Miles HealthTech), Mirjam van Driel (Stichting 113 ZP), Nienke Kool (Parnassia Groep / Verpleegkundig platform), Remco de Winter (GGZ Rivierduinen, Vrije Universiteit Amsterdam, Universiteit van Maastricht), Saskia Mérelle (Stichting 113 ZP) en Wouter van Ballegooijen (Vrije Universiteit Amsterdam).